Het onderbreken van de arbeidsrelatie voor de duur van 3 maanden en 1 dag teneinde te voorkomen dat een werknemer – na een reeks van 3 contracten voor bepaalde tijd – voor onbepaalde tijd in dienst is, kan niet worden aangemerkt als misbruik van recht en is dus toegestaan zolang het maar een eenmalige gebeurtenis is en niet op grote schaal door de werkgever wordt toegepast.

 

 

Werknemer vordert in kort geding betaling van loon. Ook maakt hij aanspraak op een vergoeding van zijn werkelijke advocaatkosten.

De werkgever verschijnt niet in het geding en wordt dus bij verstek veroordeeld tot betaling van het onbetaald gelaten salaris.

Ten aanzien van de advocaatkosten oordeelt de kantonrechter dat de werknemer – doordat de werkgever niet aan zijn verplichtingen voldoet – gedwongen is zich van rechtskundige bijstand te voorzien. Om die reden heeft de werknemer recht op vergoeding van de door hem gemaakte advocaatkosten, aldus de rechter.

Over het algemeen wordt een dergelijke vordering tot vergoeding van werkelijke advocaatkosten niet toegewezen. Vaak kan slechts aanspraak worden gemaakt op een vergoeding in het kader van een proceskostenveroordeling. Dit bedrag komt niet overeen met de daadwerkelijke advocaatkosten.

In 2011 oordeelde de Hoge Raad nog dat een werknemer geen aanspraak kon maken op een vergoeding van de werkelijk gemaakte advocaatkosten.
Toch worden dergelijke kosten soms toegewezen, blijkt nu.