Op 1 september 2015 heeft de kantonrechter te Den Bosch zich uitgelaten over de vraag of een werknemer in een ontbindingszaak naast de transitievergoeding aanspraak kon maken op een billijke vergoeding.
De werknemer vroeg zelf ontbinding van de arbeidsovereenkomst en was van mening dat zijn werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
De werkgever had de betreffende werknemer achtergelaten in een B.V. waarin geen activiteiten meer werden ontplooit en waarin geen liquide middelen meer aanwezig waren; alle andere werknemers waren overgezet naar een andere werkmaatschappij. De werkgever heeft voorts vanaf maart 2015 geen salaris meer betaald aan de betreffende werknemer.
Volgens de kantonrechter was er evident sprake van “ernstig verwijtbaar handelen” aan de zijde van de werkgever zodat er aanleiding was om – naast de transitievergoeding – een billijke vergoeding toe te kennen. De kantonrechter was van oordeel dat de werknemer aanspraak kon maken op een extra billijke vergoeding gelijk aan de hoogte van de transitievergoeding.
Zal in de toekomst de hoogte van de billijke vergoeding vaker gelijk zijn aan de van toepassing zijnde transitievergoeding?