Op 17 april 2013 heeft de rechtbank Midden-Nederland beslist dat voor toekenning van een vergoeding in geval van ontbinding van een arbeidsovereenkomst de 36 urige werkweek zoals contractueel overeengekomen als uitgangspunt dient te worden genomen en niet het aantal uren dat de werknemer werkte sinds het ouderschapsverlof.
De kantonrechter baseert dit oordeel op de rechtstreeks tussen partijen werkende Europese Raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof. Die raamovereenkomst beoogt niet alleen om werknemers te beschermen tegen ontslag wegens het opnemen van ouderschapsverlof, ook kent die overeenkomst een werknemer het recht toe om na ouderschapsverlof terug te keren in zijn oude danwel een vergelijkbare cq gelijkwaardige functie. Ook volgt uit de Raamovereenkomst dat de op de datum van ingang van het ouderschapsverlof door de werknemer verworven rechten ongewijzigd blijven tijdens het ouderschapsverlof.
De Raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof strekt ertoe om beroeps- en gezinsleven beter te combineren. Daarmee zou onverenigbaar zijn indien de ontslagvergoeding in de vorm van de kantonrechtersformule gebaseerd zou worden op het de situatie tijdens het ouderschapsverlof. Werkgevers zouden dan immers werknemers met ouderschapsverlof mogelijk eerder voordragen voor ontslag dan full time werkende werknemers.