Tenzij er sprake is van een ontslag op staande voet of ontslag tijdens een proeftijd zal een werkgever – indien de werknemer niet instemt met de opzegging van de arbeidsovereenkomst – zich tot het UWV of de kantonrechter moeten wenden.
In het nieuwe stelsel kan de werkgever echter niet meer zelf meer kiezen tussen het UWV of de kantonrechter, hetgeen voorheen wel het geval was.
De wet schrijft thans dwingend de ontslagroute voor.
Toestemming van het UWV is vereist bij de navolgende gronden voor ontslag:
(a) bedrijfseconomisch ontslag;
(b) ontslag van een werknemer die langer dan 2 jaar arbeidsongeschikt is;
Nadat het UWV toestemming voor ontslag heeft verleend, kan de arbeidsovereenkomst – met inachtneming van de opzegtermijn – worden opgezegd.
De mogelijkheid voor de werknemer om buitengerechtelijk de vernietiging in te roepen van het ontslag vervalt; daarvoor moet de werknemer naar de kantonrechter.
Ontbinding door de kantonrechter vindt verplicht plaats indien er sprake is van de navolgende gronden:
(c) regelmatig ziekte verzuim;
(d) disfunctioneren;
(e) verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer;
(f) werkweigering;
(g) verstoorde arbeidsrelatie;
(h) restgrond, andere omstandigheden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst niet in stand kan blijven.