Op grond van de Wet Werk en Zekerheid is een concurrentiebeding vervat in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd niet meer toegestaan tenzij de werkgever hiervoor een zwaarwegend bedrijfsbelang heeft. De werkgever dient dus te motiveren waarom het opnemen van een concurrentiebeding noodzakelijk is en specifiek aan te geven dat daarvoor een zwaarwegend bedrijfsbelang bestaat.
Op 27 juli 2015 heeft de kantonrechter zich uitgelaten over de vraag of een concurrentiebeding in een contract voor bepaalde tijd rechtsgeldig was.
Als uitgangspunt geeft de kantonrechter aan dat op grond van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) geen concurrentiebeding in een contract voor bepaalde tijd kan worden opgenomen – behoudens indien in het beding is gemotiveerd dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegend bedrijfsbelang – omdat anders de werknemer dubbel wordt benadeeld (a) omdat het contract van de werknemer – zonder toetsing door een rechter – van rechtswege afloopt en (b) de werknemer ook nog daarna nog wordt beperkt in zijn recht op arbeid. De rechter overwoog dat er weinig aanknopingspunten door de wetgever zijn gegeven voor het begrip “zwaarwegend belang”. In ieder geval acht de kantonrechter een (te) algemene motivering als “opgebouwd netwerk, marktgebied, de behoeften en werkwijzen” in die zaak onvoldoende zodat het beding werd geschorst.
Vast staat dat de motiveringsplicht kritisch wordt beoordeeld en dus zeer specifiek moet worden geformuleerd omdat anders het risico bestaat dat het beding nietig is zodat geen concurrentiebeding van toepassing is. Concurrentiebedingen kunnen wel onbeperkt worden opgenomen in arbeidscontracten voor onbepaalde tijd zodat zulks voor veel werkgevers aanleiding zal zijn om direct een contract voor onbepaalde tijd aan te bieden.